Wijzigingen in Wlz heikel punt voor veel zorgorganisaties
“Moeten de Wlz-specifieke behandeling en aanvullende zorgvormen via de Zvw of de Wlz worden gefinancierd?” Zo luidt de vraag van de staatssecretaris VWS aan het Zorginstituut Nederland enkele jaren geleden. Hun advies, de mogelijke invoering en consequenties zijn met 27 zorgorganisaties besproken tijdens de bijeenkomst van Intrakoop en het IVM op 14 februari.
Het huidige systeem maakt onderscheid tussen de financiering van Wlz-cliënten met behandeling en Wlz-cliënten zonder behandeling. Op papier lijkt het logisch dat onderscheid te laten vervallen. Die splitsing leidt nu vooral tot administratieve lasten bij de zorgaanbieder en gebrek aan transparantie bij declaraties aan de zorgverzekeraars.
Belang integrale zorg staat voorop
Zorginstituut Nederland heeft in haar advies voorgesteld om bij institutionele zorg het belang van integrale zorg voorop te stellen. Anders is het voor de zorgaanbieders niet of nauwelijks mogelijk regisseur te zijn voor het leveren van goede zorg.
Bij cliënten in zorgorganisaties is er vaak nauwelijks sprake van regisserend vermogen van de cliënt en/of mantelzorger. Cliënten worden vaak in een instelling opgenomen, omdat het thuis niet meer gaat.
Dat uitgangspunt betekent niet dat er geen enkele keuzevrijheid voor de cliënt is. Voor zover de situatie dat toelaat, is het natuurlijk wenselijk cliënten zoveel mogelijk keuzevrijheid te bieden. Het hangt uiteraard sterk van de omstandigheden en persoonlijke situatie van de cliënt af, in hoeverre dat mogelijk en gewenst is.
Wat verandert er concreet voor de cliënt?
Het begint bij de cliënt. Wat verandert er eigenlijk voor hem of haar? Het wordt meteen bij opname duidelijk dat de volledige zorg (verpleging, begeleiding, behandeling en aanvullende zorgvormen) onderdeel is van het Wlz-pakket. Belangrijk punt van aandacht lijkt echter het wegvallen van de vrijheid om zelf een behandelaar te kiezen: de cliënt wordt afhankelijk van de huisartsen en andere paramedici met wie de zorgaanbieder afspraken heeft gemaakt.
Hoe borg je de afspraken?
Daar zit ook direct de crux voor veel zorgaanbieders. Op welke manier borgt de zorgaanbieder de afspraken met behandelaren? En met hoeveel behandelaren kan en moet een zorgorganisatie eigenlijk afspraken maken en kan zij dan nog de kwaliteit bewaken? Hoe gaat een zorgaanbieder dat regelen met het (toekomstige) tekort aan huisartsen en andere specialistische voorschrijvers?
Wat zijn de gevolgen voor externe behandelaren?
Wanneer een externe behandelaar overweegt zich te verbinden aan een zorgaanbieder en zich wil toeleggen op de huisartsgeneeskundige zorg van een Wlz-aanbieder is het mogelijk dat de administratieve lasten voor de behandelaren toenemen. In de huidige ICT-systemen zijn de mogelijkheden beperkt om (intra- en extramurale) systemen met elkaar te koppelen, zodat relevante informatie mee overgaat naar het andere systeem. Daarnaast kunnen ook andere factoren van invloed zijn bij de overweging, zoals een passende bekostiging en de beschikbaarheid van specialistische behandelaren (specialist ouderengeneeskunde, arts verstandelijk gehandicapten).
Financiële verantwoordelijkheid ligt bij zorgaanbieder
Als de minister besluit dit advies van het Zorginstituut Nederland op te volgen, krijgen zorgaanbieders de volledige financiële verantwoordelijkheid voor de farmaceutische zorg. Hierdoor is de zorgaanbieder beter in staat om de dienstverlening optimaal af te stemmen op het kwaliteits- en medicatieveiligheidsbeleid en de werkstructuur van de zorgprocessen bij de zorgaanbieder. Als zorgaanbieders niet meer verantwoordelijk zijn voor het financiële deel, zijn hun mogelijkheden beperkt om de dienstverlening van de apotheker te sturen.
Aan de andere kant drukken dan ook alle kosten van het geneesmiddelengebruik op het instellingsbudget. De Wlz-zorgaanbieder zal dit scherp in de gaten moeten houden. Mogelijk worden er dan andere keuzes gemaakt in het geval van dure geneesmiddelen.